Op 13 juni 2024 ontving de Eerste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de nota naar aanleiding van het verslag over het voorstel tot wijziging van de Opiumwet. Dit wetsvoorstel, dat al door de Tweede Kamer is goedgekeurd, beoogt de productie en handel in nieuwe psychoactieve stoffen aan banden te leggen door een derde lijst aan de Opiumwet toe te voegen. De volgende stap in dit wetgevingsproces is dat de Eerste Kamer hierover moet stemmen.
Research chemicals kopen doe je bij Lekkergaan.nl, zo lang het nog kan.
Het wetgevingsproces tot nu toe
Op 13 juni 2024 ontving de Eerste Kamercommissie voor VWS de nota naar aanleiding van het verslag (EK, C). Deze nota is een officiële reactie van de regering op de vragen en opmerkingen die de commissie heeft gesteld over het wetsvoorstel tot wijziging van de Opiumwet. Dit wetsvoorstel is eerder goedgekeurd door de Tweede Kamer en wordt nu verder besproken in de Eerste Kamer. De nota naar aanleiding van het verslag biedt de commissie de benodigde informatie om een weloverwogen beslissing te nemen over het wetsvoorstel.
Bij de behandeling van een initiatiefwetsvoorstel, zoals het voorstel tot wijziging van de Opiumwet, stelt de commissie vragen aan de Tweede Kamerleden die het wetsvoorstel in de Eerste Kamer verdedigen. Deze Tweede Kamerleden fungeren als initiatiefnemers van het wetsvoorstel en zijn verantwoordelijk voor het toelichten en verdedigen van de inhoud en de doelstellingen van het voorstel. Indien nodig kan de commissie ook vragen stellen aan de regering, vooral als de commissie verduidelijking of aanvullende informatie nodig heeft om het wetsvoorstel volledig te begrijpen.
Inbreng tweede verslag op 9 juli 2024
Op 9 juli 2024 staat een belangrijke fase in het wetgevingsproces op de agenda: de inbreng voor het tweede verslag. Deze fase biedt de commissie een waardevolle kans om opnieuw vragen te stellen en verduidelijkingen te zoeken over het wetsvoorstel dat zij in behandeling heeft. Dit proces is cruciaal omdat het de commissie in staat stelt om diepgaander te onderzoeken en eventuele onduidelijkheden of zorgen aan te pakken voordat het wetsvoorstel verder wordt behandeld.
Tijdens deze bijeenkomst kunnen de commissieleden hun vragen richten aan de initiatiefnemers van het wetsvoorstel, vaak Tweede Kamerleden die verantwoordelijk zijn voor het verdedigen van het voorstel in de Eerste Kamer. Deze vragen kunnen variëren van technische details over de wetstekst tot bredere vragen over de verwachte impact en implementatie van de voorgestelde wijzigingen. Daarnaast heeft de commissie de mogelijkheid om vragen te stellen aan de regering, vooral als er aanvullende informatie nodig is om de implicaties van het wetsvoorstel volledig te begrijpen.
Na de evaluatie en eventuele correcties wordt het verslag definitief vastgesteld. Dit betekent dat het tweede verslag nu een officieel document is dat de vragen en opmerkingen van de commissie weerspiegelt. De volgende stap in het proces is dat de regering of de initiatiefnemers van het wetsvoorstel een nota naar aanleiding van het verslag opstellen. Deze nota bevat de antwoorden en reacties op de gestelde vragen en wordt teruggestuurd naar de commissie voor verdere overweging.
Verdere procedure
Na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag, heeft de commissie diverse opties om de voortgang van het wetsvoorstel te bepalen. Een van de belangrijkste beslissingen die de commissie kan nemen, is om het wetsvoorstel plenair te behandelen. Dit houdt in dat het voorstel in een openbare vergadering van de Eerste Kamer wordt besproken, waar alle leden van de Eerste Kamer de gelegenheid krijgen om het wetsvoorstel te debatteren, vragen te stellen en hun standpunten te delen. Deze plenaire behandeling is een cruciale stap, omdat het zorgt voor een breed gedragen en transparante discussie over het wetsvoorstel, waarbij alle aspecten ervan grondig worden geëvalueerd.
Echter, voordat het zover komt, kan de commissie ervoor kiezen om nog een ronde vragen te stellen. Dit wordt gedaan door aanvullende vragen te formuleren en deze te bundelen in een tweede verslag. Dit tweede verslag biedt de mogelijkheid om dieper in te gaan op specifieke punten die tijdens de eerste bespreking naar voren zijn gekomen, of om nieuwe vragen te stellen die in de eerste ronde niet aan bod zijn gekomen. Het opstellen van een tweede verslag is een belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat alle vragen en zorgen van de commissieleden volledig worden beantwoord.
De wetwijziging
Het wetsvoorstel in kwestie (Eerste Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2023-2024, 36 159) beoogt de Opiumwet te wijzigen door een derde lijst toe te voegen. Deze lijst bevat stofgroepen die vaak als basis dienen voor nieuwe psychoactieve stoffen, zoals derivaten van 2-fenethylamine, synthetische cannabinoïden en 4-aminopiperidine.
Artikel I van het voorstel
Het wetsvoorstel introduceert een reeks wijzigingen in de Opiumwet, met als belangrijkste toevoeging artikel 2a. Dit artikel stelt een alomvattend verbod in op een breed scala aan handelingen met betrekking tot substanties die deel uitmaken van een stofgroep op de nieuw voorgestelde derde lijst. Deze handelingen omvatten het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het aanwezig hebben van dergelijke substanties. Dit verbod is bedoeld om de productie en verspreiding van nieuwe psychoactieve stoffen, die vaak als ‘designer drugs’ of ‘research chemicals’ worden aangeduid, effectief tegen te gaan.
Artikel 2a specificeert dat het verboden is om welke substantie dan ook, die onder de stofgroepen op de derde lijst valt, op welke manier dan ook te behandelen of in bezit te hebben. Dit betekent dat elke vorm van omgang met deze stoffen, van productie tot distributie en zelfs opslag, strafbaar wordt gesteld. De nadruk ligt hierbij op het beperken van de beschikbaarheid van deze potentieel gevaarlijke stoffen, die vaak snel op de markt verschijnen en moeilijk te reguleren zijn door hun veranderlijke samenstelling.
Er zijn echter enkele belangrijke uitzonderingen op dit algemene verbod. Deze uitzonderingen zijn opgenomen om te voorkomen dat het verbod legitieme wetenschappelijke en medische activiteiten hindert. Zo zijn geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning is verleend volgens de Geneesmiddelenwet uitgesloten van het verbod. Dit betekent dat farmaceutische bedrijven en apotheken, die gereguleerde geneesmiddelen produceren en verstrekken, hun werk kunnen blijven doen zonder in strijd te zijn met de nieuwe wetgeving.
Hoe vlug kan de wetgeving er komen?
Na de goedkeuring door de Tweede Kamer, moet het wetsvoorstel nu nog door de Eerste Kamer worden behandeld. Dit begint met de ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag, gevolgd door de inbreng voor het tweede verslag. Dit is een kritieke fase waarin de Eerste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aanvullende vragen kan stellen. De snelheid waarmee deze fase wordt afgerond, hangt af van de hoeveelheid vragen en de complexiteit van de antwoorden.
Na het beantwoorden van alle vragen en eventuele aanvullende verslagen, kan de commissie besluiten om het wetsvoorstel plenair te behandelen. Dit betekent dat het wetsvoorstel wordt besproken in een openbare vergadering van de Eerste Kamer. Afhankelijk van de agenda van de Eerste Kamer en de hoeveelheid discussie die nodig is, kan deze fase variëren van enkele weken tot enkele maanden. De plenaire behandeling is cruciaal omdat hier de definitieve goedkeuring of afwijzing plaatsvindt.
Na het beantwoorden van alle vragen en eventuele aanvullende verslagen, kan de commissie besluiten om het wetsvoorstel plenair te behandelen. Dit betekent dat het wetsvoorstel wordt besproken in een openbare vergadering van de Eerste Kamer. Afhankelijk van de agenda van de Eerste Kamer en de hoeveelheid discussie die nodig is, kan deze fase variëren van enkele weken tot enkele maanden. De plenaire behandeling is cruciaal omdat hier de definitieve goedkeuring of afwijzing plaatsvindt.
Over het algemeen kan het gehele proces van de indiening van een wetsvoorstel tot de daadwerkelijke implementatie variëren van enkele maanden tot meer dan een jaar. Voor relatief eenvoudige en niet-controversiële wetsvoorstellen kan het proces in minder dan zes maanden worden afgerond. Voor complexere wetgeving, of als er aanzienlijke politieke of maatschappelijke discussie nodig is, kan het proces veel langer duren.
Er zijn echter manieren om het proces te versnellen. Bijvoorbeeld, als er een brede politieke consensus is en de noodzaak van de wetgeving groot wordt geacht, kan de procedure in een versnelde vorm worden doorlopen. Dit kan door het beperken van het aantal rondes van vragen en verslagen en door spoedprocedures in te stellen voor de plenaire behandeling. Dergelijke versnelde procedures worden echter alleen in uitzonderlijke gevallen toegepast, zoals bij urgente crisissituaties of bij dringende volksgezondheidskwesties.